
In een bepaalde richting van het kristal kan gips goed gespleten worden. In de andere kristal richtingen is er geen goede splijting mogelijk en breekt het mineraal als je er druk op uit oefent. Het mineraal was al bij de Grieken bekend.
Ontstaan
Gips wordt vaak in één adem genoemd met anhydriet, CaSO4. Meestal komen beide mineralen samen voor in afwisselende lagen. Als anhydriet water opneemt wordt het omgezet in gips. Veel grote gipsafzettingen zijn gevormd uit anhydriet. De omzetting gaat gepaard met een sterke toename van het volume. Het gevolg is dat bij gips voorkomens pseudo-tektonische verschijnselen (plooiing en omhoog persen van gesteente lagen) optreden. Vele gipsafzettingen zijn door de omzetting van anhydriet ontstaan.
Een derde ontstaanswijze komt voor in sulfidische ertsafzettingen met name als er veel pyriet aanwezig is. Het grondwater in deze ertsafzettingen heeft een zekere concentratie van SO4. Als er dan ook nog calcium beschikbaar is, kan gips uitkristalliseren. Dit gebeurt bij relatief lage temperatuur. Er kunnen zeer grote kristallen gevormd worden tot wel een meter lang. Zie afbeelding 2. In Mexico is in 2000 een grot ontdekt met gipskristallen die soms meer dan 10 meter lang waren. Zie voor meer info de website van Grenswetenschap.
Woestijnrozen
De kleur van de woestijn-/gipsrozen heeft vaak de typisch kleur van het betreffende gebied waar ze gevonden worden. Afbeelding 3 toont een gipsroos (woestijnroos) uit Algerije. De roodbruine ingesloten zandkorrels van het Sahara zand geven de roodbuine kleur aan de gipsroos. Afbeelding 4 is een gipsroosje uit Toscane. Het ingesloten materiaal heeft een totaal andere kleur.
![]() |
![]() |
Uiterlijk
Gips is een wit mineraal dat meestal massief voorkomt. Als het massieve materiaal aantrekkelijke kleuren vertoont kan het voor siervoorwerpen gebruikt worden (de z.g. albast). Synthetisch kleuren van albast komt vaak voor. Gips kan ook een vezelig uiterlijk hebben en heeft dan meestal een satijnachtige glans terwijl ruwe gips en/of gipskristallen meer een glasglans vertonen. Zuivere gipskristallen zijn volkomen transparant. Grote platen transparant gips worden Mariaglas genoemd.Gips kan door allerlei bij mengingen gekleurd worden. Het gaat hierbij meestal om insluitsels, zoals reeds genoemd is bij de woestijnrozen, maar het kan ook gaan om chemische bijmenging b.v. door koper verbindingen. De volgende kleuren van gips zijn beschreven: grauw grijs, honinggeel, bruin, bruinrood, zwart. In zeldzame gevallen komen groene en roze gekleurde gips voor. Over specimen in deze kleuren is altijd veel discussie geweest over de echtheid. Is het wel een natuurlijk ontstane kleur of heeft de mens een handje geholpen.
![]() |
![]() |
Kristalvorm
Gips kristalliseert in het monokliene kristalsysteem. Meestal hebben de kristallen een tabletvormig uiterlijk. Soms zijn de kristallen een beetje prismatisch. Langgerekte kristallen zijn veel zeldzamer. Gips vertoont ook vaak tweeling vormen. De z.g. zwaluwstaart tweelingvorm en de Montmartre tweelingvorm. Deze laatste is genoemd naar de gips tweelingkristallen die vroeger gevonden werden in het gebied van Montmartre. De twee soorten zijn vaak lastig uit elkaar te houden.
![]() |
![]() |
Twee kristalvormen in 3D, met welwillende toestemming van SMORF geplaatst.
![]() |
![]() |
Vindplaatsen
Er zijn zo veel plaatsen op de wereld waar gips voor komt, dat het ondoenlijk is om hier een opsomming te geven.Tekst en foto’s van eigen collectie materiaal: Herman van Dennebroek
Gebruikte bronnen
- Minerals and their Localities, door J.H. Bernard en J. Hyršl; uitg. Granit
- Mineralen herkennen, door Paul Tambuyser; uitg. P. Tambuyser
- Lehrbuch der speziellen Mineralogie, door A.G. Betechtin; uitg. Deutscher Verlag für Grundstoffindustrie, Leipzig
- Thieme's Mineralenboek; H.Bögel, vertaling H. Krul; uitg. Thieme & Cie