IMG_6020-uitsn-bewe-niv-kleuren-versch-1500-x-220-definitief.jpg

Fossiel van de Maand: Gryphaea

Afb. 1. Gryphaea dilitata, Viller sur Mer, Frankrijk.
Afb. 2.Groeve Wallücke, rechts de steile helling met de fossielen uit het Callovium.
Afb. 3. Een aantal Gryphaea sp. uit de groeve Wallucke.
Als de mythe van de ”Gryphaea” waar zou zijn, moet de Duivel het in de Jura periode zeer druk hebben gehad met graafwerkzaamheden in wat nu het Wiehengebirge heet en daarbij vele teennagels verloren zijn. In gewoon Nederlands betekent Gryphaea namelijk “teennagel van de duivel”.

In de voormalige steengroeve van de Fa. Störmer bij het gehucht Wallücke in de gemeente Bad Oeyenhausen ten oosten van Osnabrück, werden en worden de Gryphaea met honderdduizenden gevonden.

In de groeve dagzomen een aantal etages die afgezet zijn in het midden van het Jura tijdperk en wel meer bepaald in de Bruine Jura (Dogger). De fossielen waar het hier om gaat maken deel uit van de fauna van het Callovium, dit is de bovenste etage van de Bruine Jura en zo’n 154 miljoen jaar oud.

Deze groeve beschreef ik overigens al eerder in de nieuwsbrief van september 2015. Toen ging het over de ammonieten die daar ook veelvuldig worden aangetroffen. Naast de ammonieten worden ook veel belemnieten van o.a. het geslacht Hibolites aangetroffen, evenals vele andere soorten fossielen.

Het Wiehengebirge is de noordelijke bergrug van het Teutoburgerwald en loopt grofweg vanaf Rheine naar Porta Westfalica aan de Weser. Langs de hele bergrug zijn in de loop van de eeuwen vele interessante ontsluitingen gemaakt. Hieruit groef men steen en klei en bijna overal worden de Gryphaea aangetroffen. Een beroemde groeve is die van Barkhausen (waarin ook Sauriër voetsporen zijn gevonden, een volgende keer meer daarover).
Afb. 4. Oostelijk deel van de groeve Wallücke.
Afb. 5. Groeve in westelijke richting.
Afb. 6. Gryphaea diletata, groeve Wallücke.
Afb. 7. Gryphaea diletata, Villers sur Mer Frankrijk. Binnenzijde bolle onder klep. Aanhechting van de spier duidelijk zichtbaar.
Overigens is Het Wiehengebirge niet de enige plaats waar deze fossiele schelpen te vinden zijn. Ze worden wereldwijd gevonden overal waar afzettingen voorkomen uit de Boven-Trias tot de Boven-Jura (het zogenaamde Oxfordien.) Bekende ontsluitingen zijn o.a. te vinden aan de Oost-Yorkshire kust, met name bij de plaats Redcar. Het aantal soorten uit deze periode bedraagt ongeveer 30 stuks die allen zijn uitgestorven.

Hoewel de Gryphaea tot de oesterachtige behoren, hadden zij toch wel een andere leefwijze. Ze leefden in enorme aantallen op en in de modderige bodem van ondiepe tropische zeeën.

Dit in tegenstelling tot de moderne oester die zich vasthecht op harde substraat en dus ook op elkaar en op die wijze zogenaamde oesterbanken kunnen vormen. De Gryphaea heeft zoals alle bivalven twee kleppen: een grote, bolvormig, knoestige (de duivelsteen nagel) en een kleinere afgeplatte klep, de deksel. Net als bij de moderne oester leefde het dier in de holte tussen de twee schelpen. In de schelpen die voornamelijk uit calciet bestaan, zijn duidelijke groeiranden aanwezig. De grote bolle schaal lag in de modder verankerd.

Inmiddels is de groeve Wallücke, evenals de meeste groeves in dit gebied, al weer zo’n jaar of tien gesloten. Wij zijn er ook een jaar of 4 niet meer geweest maar het zal wel net zo gegaan zijn als bij de meeste groeves, d.w.z. volledig afgesloten of een “Naturschutz gebiet” geworden.

Gebruikte literatuur:
  • British Mesozoic Fossils. British Museum ( Natural History), 1975
  • Geologie des Osnabrücker Berglandes, Horst Klassen, Naturwissenschaftliches Museum Orsnabrück, 1984
  • Handbuch des Fossiliensammlers, Andreas E. Richter, Kosmos, 1991
  • Wikipedia vrije encyclopedie
Foto’s en fossielen: Collectie Henk Vink, Harmelen.
-.-.-