

Op een beurs in Parijs kocht ik eens een mooie grote moldaviet. Niet spectaculair, maar onder het tafelfacet blonk een schitterende luchtbel. De kleur deed denken aan groen doorzichtig flessenglas. Thuis heb ik natuurlijk de steen onderzocht en me verdiept in de vakliteratuur.
Moldaviet wordt mineralogisch ingedeeld in de tektietengroep, de natuurlijke metamorfe glassoorten. Hiertoe wordt onder meer obsidiaan en Libisch woestijnglas gerekend. Het worden ook wel glasmeteorieten genoemd. Moldaviet is waarschijnlijk een gesmolten gesteenterest van meteorietinslagen. Die zo’n 15 miljoen jaar geleden in Zuid-Duitsland insloegen. De Rieskrater is er één van. De inslagresten werden de lucht ingeslingerd en daalden verspreid, maar in banen over Oost Europa neer. Met name langs de Tjechische rivier de Moldau werden de eerste “moldavieten “gevonden. Overigens wordt dit natuurlijk glas ook in Rusland, Australië (australiet) en USA (georgioniet) gevonden. De theorie van gesmolten gesteenteresten is aannemelijk omdat het aardoppervlak rijk is aan silicium. De chemische samenstelling van moldaviet is SiO2(+Al2O3) en wat overgangsmetalen: eenvoudig gezegd: siliciumoxide. Grappig genoeg zit er meer nikkel in de moldavieten uit Oost-Tjechische (Moravie) dan uit de West-Tjechische (Bohemen). Helaas te weinig voor het instrumentarium van een eenvoudige gemmoloog om de hoeveelheid precies vast te stellen.
Voor het onderscheiden en herkennen van moldaviet zijn de volgende waarden van belang. Een hardheid van 5-6, een soortelijke dichtheid van 2.32-2.38 en een brekingsindex van 1.48-1.50, enkelbrekend. Er is niet sprake van een magnetisch effect. Onder UV-licht is er bij facetstenen geen reactie, maar bij een ruwe steen kleurt het generfde oppervlak diep violet. De kleuren zijn niet alleen flessengroen maar ook groenachtig bruin en zwart. De kleur ontstaat door een kleine hoeveelheid ijzer, naarmate er meer ijzer in zit wordt de kleur donkerder tot zwart. Onder de spectroscoop zie ik geen absorptiebanden. Met de spectrometer zag ik een bodem rond 550 nm en een brede band rond de 850 nanometer.

<style>









![]() |
![]() |
![]() |
Bronnen:
- Diggelen, J.van, GEA Natuur 2.2 1983
- Hyrsl,J. G&G 2015 Vol.15.1
- NedGemlab, Lesboek 2017
- Slootweg, C, Gemma 59 2016
Alle foto’s: Kees Hoving