_MG_0207geplooide-lagen-uitsn-van-uitsn-bew-Nik-Dfine-1500-x-220--titel.jpg

College van de maand: De Würzburger Lügensteinen, een van de grootste fraudezaken in de geschiedenis van de geologie

Afb. 1 Lithografie uit de Lithographiae Wirceburgensis van figuurstenen met allerlei spinachtigen, waarbij zelfs spinnen in hun web zijn aangetroffen. Bron: https://amshistorica.unibo.it/3
Stel je voor, je bent verzamelaar van fossielen in de 18e eeuw, toen de paleontologie nog een heel nieuw veld van de geologie vormde. Enkele vondsten van vreemde stenen met daarop afbeeldingen van een blad, boom of beestje worden omschreven als ‘figuurstenen’. Elk nieuw fossiel biedt weer een nieuwe vreemde vorm die toentertijd verklaard werd als het werk van God. De vormen in deze stenen zouden uitingen zijn van zijn scheppende hand.

Johann Beringer was een van deze verzamelaars. Hij werkte als professor in de filosofie en geneeskunde aan de Universiteit Würzburg, maar in zijn vrije tijd zocht hij verwoed naar fossielen in het kalksteen rondom Würzburg. Onder zijn collega’s was Beringer niet erg geliefd, hij bezat weliswaar veel kennis binnen zijn vakgebied, maar werd ook erg arrogant gevonden. Twee collega’s; Professor Ignatz Rodercik en bibliothecaris Johann Georg von Eckhart besloten daarop in 1725 een grap met Beringer uit te halen, welke naderhand enorme gevolgen heeft gehad voor de reputatie van Johann Beringer.

De Muschelkalk rondom Würzburg waarin Beringer veel naar fossielen zocht werd gevormd in het Midden-Trias (~240-230 miljoen jaar geleden). Noord-Europa lag in die tijd net boven de evenaar en bestond grotendeels uit een continentaal bekken dat het grootste deel van het huidige Noord-Duitsland, Denemarken, Nederland en de Noordzee besloeg. Het bekken is ontstaan gedurende het Perm (de periode voor het Trias, die van ~230-254 miljoen jaar geleden duurde). In het Vroeg Perm vulde dit bekken zich met vulkanische afzettingen die gerelateerd zijn aan het openen van de bekkens. Daaropvolgend werden de welbekende zanden van het Rotliegend afgezet, die hedendaags een belangrijk reservoirgesteente vormt voor de petroleumgeologie. Het Groninger gasveld (Slochteren) bevindt zich ook in deze laag.

Gedurende het Perm bewoog het supercontinent Pangea langzaam richting het noorden. Hierbij smolten de ijskappen op de Noordpool. Vervolgens liep als gevolg van een stijgende zeespiegel de depressie vol met water en ontstond er in het Laat Perm een ondiepe binnenzee ter hoogte van de evenaar. Deze periode wordt ook wel de Zechstein transgressie (transgressie = een landwaartse verschuiving van de kustlijn) genoemd. Het bijbehorende gesteentepakket bestaat uit evaporieten, voornamelijk gips. Heden ten dage vormt dit pakket niet alleen een goede afsluitende laag die het reservoir van het Rotliegend afsluit, maar wordt het gips ook op verschillend plekken in de Noord-Europese ondergrond gewonnen.

Voorts komen we aan in de periode die voor Beringer zowel een enorme fascinatie als een dieptepunt in zijn carrière was; het Trias. In Noord-Europa heerste grotendeels een warm woestijnklimaat en op het land ontwikkelde zich na de enorme massaextinctie op de Perm-Triasgrens een pioniervegetatie.

Gedurende de drogere periodes groeide op het land voornamelijk naaldbomen en grote zaadvarens. Dit waren bomen met grote varenachtige bladeren. In tegenstelling tot de varens die we tegenwoordig kennen, produceerden deze bomen zaden in plaats van sporen. Tijdens deze continentale fase werd de Bundsandstein formatie afgezet. Op het moment dat het natter werd tijdens een transgressie in het Midden Trias groeiden er struiken en bos met langs het water enorme paardenstaarten en varens die wel twee meter hoog werden. Het dierenleven bestond uit een verzameling reptielen die tot de archosauria behoorden, waaronder de voorouders van krokodillen, vliegende reptielen en dinosauriërs. De reptielen keerden in het Trias ook terug naar het water en pasten zich aan tot een verscheidenheid aan vormen. Het mariene milieu dat ontstond tijdens de transgressie was echter voornamelijk rijk aan een enorme hoeveelheid schelpen en ongewervelde dieren waaraan de Muschelkalk die in deze periode werd gevormd zijn naam te danken heeft (Muschel is duits voor schelp). Het hele pakket bestaat uit een afwisseling van kalksteen, mergel en evaporieten. De transgressie eindigt met de Keuper formatie van het Laat-Trias.

Later in het Jura en Krijt worden er voornamelijk mariene sedimenten afgezet in het grootbekken dat tegen die tijd heel Noord-Europa besloeg. De Alpiene opheffing heeft er vervolgens voor gezorgd dat het bovengenoemde gesteentepakket in zijn geheel werd opgeheven en geplooid. Erosie van de geplooide lagen heeft er vervolgend voor gezorgd dat Johann Beringer in de bergen rondom Würzburg op zoek kon gaan naar alle fossielen die zich in de Muschelkalk bevinden.

Afb. 2 Lithografie uit de Lithographiae Wirceburgensis van figuurstenen met verschillende insectachtigen. Bron: https://amshistorica.unibo.it/3
Beringer zocht niet alleen naar fossielen in de Muschelkalk, hij huurde een paar jongens in om op zoek te gaan en elk fossiel dat ze vonden mee terug te nemen. Op 31 mei 1725 kwamen de jongens met drie hele vreemde ‘fossielen’ terug vanaf een wijngaard in de buurt van Eibelstadt. De stenen waren nog vreemder dan de onbekende planten en dieren die Beringer eerder had gevonden. Op de stenen die de jongens mee hadden genomen stonden namelijk afdrukken van planten en dieren waarbij niet alleen de harde delen bewaard waren, maar ook de zachte delen. Beringer vertrouwde het niet helemaal en besloot daarop zelf op onderzoek uit te gaan. Op de berg aangekomen vond Beringer zelf ook een aantal van deze stenen in situ (in het gesteente zelf). Dit was het begin van een reeks vondsten van meer dan 2000 vreemde fossielen. De vondsten waren zeer spectaculair, Beringer vond overblijfselen van insecten, reptielen en vogels waar de huid en veren van te zien waren. Zelfs een spin te midden van haar web was bewaard (afb 1 en 2). Daarnaast vond hij ook afdrukken van sterren en kosmologische tekens. Waarachtig kwam hij delen van Hebreeuwse teksten tegen! (afb 3 en 4).

Tegenwoordig zouden we dit misschien te gek voor woorden vinden en als we de fossielen zien geloven we niet dat deze echt uit de kalksteen zijn gekomen. Maar je moet bedenken dat in de 18e eeuw de theorieën over het fossiliseren van organismen nog niet bekend was en er geen verklaring bestond over de oorsprong van de afbeeldingen die in steen bewaard waren gebleven. Beringer geloofde desalniettemin dat de stenen echt waren omdat hij ze zelf ook tijdens excavaties (uitgravingen) vond. Daarnaast was hij ook voorstander van de theorie dat God de fossielen zelf in de aarde geplaatst had en Beringer zag de Hebreeuws teksten als bewijs dat ze door een intelligent wezen gecreëerd moesten zijn.
Afb. 3 Lithografie uit de Lithographiae Wirceburgensis van figuurstenen met Hebreeuwse teksten. Bron: https://amshistorica.unibo.it/3
Afb. 4 Lithografie uit de Lithographiae Wirceburgensis van figuurstenen die de zon, maan en sterren afbeelden. Bron: https://amshistorica.unibo.it/3
Op 4 oktober 1725 kondigde Beringer daarom een publicatie over de spectaculaire stenen aan. In 1726 werd de Lithographiae Wirceburgensis gepubliceerd, een 137 pagina’s tellend boekwerk met zeer fraaie afbeeldingen van de stenen. Echter, terwijl Beringer in 1732 een tweede volume van het boek aan het schrijven was kwam hij erachter dat de stenen vervalst waren. Er wordt verteld dat dit kwam doordat Beringer een steen vond met zijn naam in Hebreeuwse letters. Hoe hij hier precies achter kwam is onduidelijk. Wat wel aan het licht kwam was dat de stenen gemaakt waren door zijn twee collega’s professor Rodercik en bibliothecaris von Eckhart. Zij poogden een grap uit te halen met Beringer omdat ze zijn arrogantie zat waren. Ze creëerden de valse fossielen en verstopten ze tussen lagen in de Muschelkalk die Beringer onderzocht. De grap was helaas volledig uit de hand gelopen en inmiddels stond de reputatie van Beringer zelf op het spel. Toen de vervalsing eenmaal aan het licht was gekomen poogde Beringer de volledige eerste uitgave van zijn boek terug te kopen en vernietigde hij veel van de exemplaren in zijn bezit. De stenen waren ondertussen al zeer beroemd geworden en kregen de naam Würzburger Lügensteinen. Het werden geliefde verzamelobjecten. Momenteel zijn er nog enkele honderden van de leugenstenen bewaard gebleven. Tot opluchting van Beringer wist hij zijn naam als fraudeur te zuiveren tijdens een rechtszaak. Zowel Roderick en Eckhart als een van de jongens die Beringer hielp bij het zoeken, werden schuldig bevonden aan vervalsing. Beringer zelf behield zijn academische positie op de Universiteit van Wurzburg.

Afb. 5 Enkele van de Würzburger Lügensteinen in de collectie van de TU Clausthal. Foto: Maaike Zwier.
Een aantal van de vervalste fossielen zijn in Nederland te bewonderen in het Teylers museum in Haarlem. Daarnaast zijn er een aantal te zien in het Senckenberg Naturmuseum in Frankfurt en kwam ik tijdens een excursie naar de Harz ook een vijftal van deze stenen tegen tussen de mineralen en stenencollectie van de Technische Universiteit Clausthal-Zellerfeld (afb. 5).

De afbeeldingen 1 t/m 4: courtesy of University of Bologna, BiGeA Library; digital version by AlmaDL, AMS Historica.
Gebruikte literatuur:
  • De Excursiegids Harz & Sauerland Flex bv. bv. 2017
  • Vertabrate Life, F.H. Pough, C.M. Janis & J.B. Heiser, 9th edition
  • http://www.geologievannederland.nl